Home

Algemeen

Financieel perspectief

Financieel perspectief

De financiële positie van de gemeente is ten opzichte van de Perspectiefnota 2024-2027 iets verbeterd. Er is sprake van een structureel sluitende begroting, er is ruimte om te investeren en het weerstandsvermogen is op peil. Maar we constateren ook dat de toekomstige financiële ruimte ontoereikend is als we dat afzetten tegen de gemeentelijke ambities, de grote opgaven / transities, het onderhouden van het bestaande en het op orde brengen van de gemeentelijke organisatie. Via een programmadoorlichting gaan we onderzoeken of er mogelijke budgetruimte in de bestaande begroting is te creëren.  

  1. Structurele begrotingsruimte

De begrotingsruimte voor 2024 en 2025 wordt voor een belangrijk deel bepaald door de hoge eenmalige accressen via het gemeentefonds. Vanaf 2026 – ook wel het ‘ravijnjaar’ genoemd – krijgen de gemeenten behoorlijk minder uit de rijkskas[1], maar per saldo is sprake van een structureel voordeel van € 9,9 miljoen in 2027[2]. Na verrekening van het noodzakelijk structureel bestedingspakket van € 8 miljoen loopt de structurele begrotingsruimte terug naar € 1,2 miljoen.[3] De incidentele overschotten in de jaren 2024 tot en met 2026 voegen we toe aan de incidentele bestedingsruimte.

Structurele begrotingsruimte

(bedragen x € 1 miljoen)

2024

2025

2026

2027

Structurele ruimte basisbegroting 2024

24,8

33,4

10,8

8,6

Bij: toeristenbelasting

0,2

0,3

0,5

Bij: vrijval stelpost volumegroei Wmo/jeugd

0,8

0,8

0,8

0,8

Subtotaal

25,6

34,4

11,9

9,9

Af: Voorstel structureel bestedingspakket

-8,9

-8,9

-8,8

-8,7

Af: Verrekening met incidenteel ruimte

-15,7

-24,5

-2,0

-

Structurele begrotingsruimte toekomst

1,0

1,0

1,1

1,2

De uitkomsten van de meicirculaire van het gemeentefonds en andere autonome loon-, prijs- en volumeontwikkelingen zijn in de basisbegroting verwerkt. Aanvullend daarop blijkt dat de jaarlijkse stelpost van € 1,3 miljoen voor volumegroei bij Wmo en jeugd in 2024 op basis van huidige verwachtingen niet nodig is. Bij jeugd zijn er echter onzekerheden aan de prijskant als gevolg van bestaande en nog af te sluiten cao’s. Voorlopig houden we € 0,5 miljoen achter de hand voor het geval dit tot extra uitgaven leidt. Per saldo valt € 0,8 miljoen van de stelpost volumegroei vrij.

Zoals in de Perspectiefnota 2024-2027 al aangekondigd gaan we de toeristenbelasting in de komende jaren in stappen verhogen. De eerste stap wordt in 2024 gezet en is al in de basisbegroting verwerkt (opbrengst ruim € 0,2 miljoen). Voor de jaren 2025 tot en met 2027 geeft dit een extra opbrengst oplopend naar € 0,5 miljoen vanaf 2027.

Bij het opstellen van de begroting zijn de grootste onderuitputtingsposten uit de jaarrekening nader beschouwd en in het begrotingsresultaat verwerkt, met uitzondering van het Wmo-budget. Bij de Wmo is de prognose dat in 2023 wederom sprake zal zijn van een overschot op het budget (€ 1,7 miljoen). Hiervan heeft een deel betrekking op de Wmo-hulpmiddelen, het budget voor 2024 is voor dit onderdeel met € 0,4 miljoen verlaagd. Het overige deel betreft vooral de kosten van thuisondersteuning. De komende maanden wordt analyse en onderzoek gedaan naar de achterliggende ontwikkelingen en het mogelijk toekomstige effect op het Wmo-budget vanwege de beoogde beweging van beschermd wonen naar beschermd thuis. Uiterlijk bij de Perspectiefnota komen we met de uitkomsten van het onderzoek.

Via het voorliggende structurele- en incidentele bestedingspakket is een volgende stap gezet om de basis op orde te brengen en de gemeentelijke ambities uit te voeren. Echter er zijn fors meer middelen nodig om de basis verder op orde te brengen en de komende jaren verdere stappen te kunnen zetten om de grote transities en overige ambities te kunnen realiseren. Daarbij gaat het onder andere om de volgende investeringen:

  • Het verder op orde brengen van de gemeentelijke organisatie/bedrijfsvoering, waaronder ICT/digitale veiligheid en data.
  • Het verder invulling geven aan de grote transities, zoals woningbouw/ gebiedsontwikkelingen, energietransitie/warmtenetten, mobiliteit/ parkeerstrategie.
  • Uitvoering geven aan Integraal Onderwijshuisvestingsplan (investering € 250 miljoen) en verdere verduurzaming van het gemeentelijk vastgoed (investering € 150 miljoen).
  • Ontwikkelingen in het sociale domein (vergrijzing, zorg, arbeidsmarkt)
  • Investeren in cultuur, bij Perspectiefnota 2025-2028 volgt integraal voorstel
  • Vervolg nota kapitaalgoederen
  • Diverse overige ambities en basis op orde brengen. Bijvoorbeeld deels afweging vervolgfinanciering meerjarig incidenteel gehonoreerde bestedingen, uitwerking groen- en recreatievisie, maatschappelijke voorzieningen, opvang vluchtelingen langere termijn.

Daarnaast leert de ervaring dat er jaarlijks onvoorziene ontwikkelingen zijn die een beroep doen op de begrotingsruimte.
Hoewel we nog niet alle investeringen op geld kunnen zetten is wel duidelijk dat er de komende 10 jaar veel financiële middelen nodig zijn om de geschetste opgaven uit te kunnen voeren. Bij de komende Perspectiefnota verwachten we concreter inzicht te hebben in de toekomstige financiële opgave.

Aan de inkomstenkant van de begroting zijn we grotendeels afhankelijk van het rijksbeleid. Bij het opstellen van de begroting was er nog veel onduidelijkheid over de uitwerking van de nieuwe financieringssystematiek voor de gemeenten ingaande 2027 en wat wordt het financiële beleid van het nieuwe kabinet. De landelijke Studiegroep Begrotingsruimte heeft aangegeven dat het rijk vanaf 2028 moet bezuinigingen om binnen de normen van de Europese Unie te komen/blijven.

Mede gelet op deze ontwikkelingen houden we de thans berekende structurele begrotingsruimte van € 1,2 miljoen beschikbaar voor toekomstige afwegingen en starten we een programmadoorlichting op om te onderzoeken of er financiële ruimte in de begroting is te creëren.

  1. Incidentele bestedingsruimte

De hoogte van de incidentele bestedingsruimte is vooral afhankelijk van het incidentele overschot in het structurele perspectief in 2024 tot en met 2026 en een eventuele voeding vanuit het weerstandsvermogen. Uit de weerstandsberekening blijkt dat er sprake is van een surplus van €10 miljoen boven de weerstandsratio van 120%. Het  surplus voegen we toe aan de incidentele bestedingsruimte. De totale incidentele bestedingsruimte komt daarmee op € 58,7 miljoen, hiervan willen we € 18 miljoen toevoegen aan het Investeringsfonds SIA en € 19,1 miljoen inzetten voor het incidenteel bestedingspakket dat in deze begroting ter besluitvorming voorligt.

Incidentele bestedingsruimte

(bedragen x € 1 miljoen)

2024

2025

2026

2027

Totaal

Reserve incidentele bestedingen (beschikbaar)

37,0

37,0

Af: bestaande afspraken

-14,7

-10,4

-5,3

-0,1

-30,5

Bij: vanuit structureel perspectief

15,7

24,5

2,0

42,2

Subtotaal

38,0

14,1

-3,3

-0,1

48,7

Voorgenomen mutaties:

Bij: surplus >120% weerstandsvermogen

10,0

10,0

Af: Voorstel incidenteel bestedingspakket

-11,0

-4,3

-2.8

-1,0

-19,1

Af: Inzet voor de SIA

-18,0

-18,0

Saldo incidentele bestedingsruimte

19,0

9,8

-6,1

-1,1

21,6

Cumulatief beschikbaar

19,0

28,8

22,7

21,6

Toekomstige voeding van de incidentele bestedingsruimte is afhankelijk van een eventueel surplus in het weerstandsvermogen, dat op zijn beurt weer afhankelijk is van MPV resultaten, jaarrekeningresultaten, berapresultaten, uitkomsten van de gemeentefondscirculaires en de mutaties in de risico’s. Naar huidige inzichten verwachten we in de jaren 2024 tot en met 2027 nog positieve MPV resultaten. De andere resultaten zijn niet te voorspellen, waarbij we wel zien dat al enige jaren sprake is van een voordelig jaarrekeningresultaat.

  1. Weerstandsvermogen

In de nota ‘Risicomanagement en weerstandsvermogen’ hebben we een normratio afgesproken van 0,8. Dit betekent dat we 80% van de risico’s afdekken door het beschikbare weerstandsvermogen (algemene concernreserve plus post onvoorzien).
Ten opzichte de Perspectiefnota 2024-2027 liggen de risico’s € 9 miljoen hoger, dat is vooral het gevolg van de toenemende risico’s in de grondexploitaties, onder andere door de nieuwe grondexploitatie Nieuwe Veemarkt. Daarnaast is er ook sprake van een toename van het weerstandsvermogen vanwege een verwachte afdracht uit de MPV voor het jaar 2023 van € 6 miljoen en het positieve berapresultaat 2023-2 van € 15 miljoen. Hiermee stijgt het weerstandsvermogen tot € 81 miljoen. Afgezet tegen de risicoberekening van € 59 miljoen betekent dit dat de weerstandsratio op 137% uitkomt.

Voorlopig houden we vast aan een weerstandsratio van 120%, omdat de toekomstige risico’s omtrent de ontwikkeling van het warmtenet nog niet in beeld zijn en ook de risico’s omtrent de gebiedsontwikkelingen zijn moeilijk te kwantificeren. Het surplus boven de 120% zijnde € 10 miljoen voegen we toe aan de incidentele bestedingsruimte.

Weerstandsvermogen en -ratio

(bedragen x € 1 miljoen)

Bedrag

Risico’s

Ratio

Na actualisatie bij de begroting 2024/berap 2023-2

81

59

137%

Af: toevoeging aan incidentele bestedingsruimte

-10

Weerstandsvermogen na onttrekking

71

59

120%

De voeding van het weerstandsvermogen vanuit het voordelig MPV resultaat gaan we vanaf de jaarrekening 2024 verlagen van 50% naar 25%. Door deze aanpassing gaat de jaarlijkse voeding van de SIA vanuit het MPV resultaat omhoog naar 75% (nu 50%). Onderstaand een overzicht van de thans verwachte indicatieve MPV resultaten. Bij het opstellen van de MPV bij de jaarrekening 2023 worden de bedragen geactualiseerd.

Indicatie MPV resultaten

(bedragen x € 1 miljoen)

2024

2025

2026

2027

Totaal

Netto verwacht resultaat

19,0

14,0

9,0

9,0

63,0

Waarvan 75% naar SIA

-14,25

-10,5

-6,75

-6,75

-44,25

Waarvan 25% naar weerstandsvermogen

-4,75

-3,5

-2,25

-2,25

-18,75

  1. Strategische Investeringsagenda (SIA)

In de Perspectiefnota 2024-2027 hebben we aangegeven bij de begroting 2024 met een voorstel te komen om de investeringsruimte van de SIA aan te vullen. De actuele stand is dat op dit moment een investeringsruimte van € 19 miljoen[4] resteert, daar staat een totale indicatieve investeringsvraag van € 220 miljoen tegenover, wetende dat nog niet alle ambities in investeringsbedragen zijn omgezet.

De totale investeringsvraag heeft betrekking op de komende 10 jaar. Beperken we ons tot de periode van de meerjarenraming (tot en met 2027) dan ligt de investeringsvraag op € 97 miljoen. Hiervan heeft € 43 miljoen betrekking op toekomstige investeringen in mobiliteitshubs rondom de binnenstad, € 31 miljoen voor vervolginvesteringen in het Stadshart, € 9 miljoen gebiedsontwikkeling Zwartewaterzone en € 9 miljoen voor mobiliteitsprojecten. In de investeringsparagraaf van de begroting is een gedetailleerd overzicht opgenomen.

De financiering van de mobiliteitshubs zoeken we in eerste instantie binnen de mogelijkheden van de parkeerexploitatie, daarmee zal het beroep op de SIA verkleind worden. Daarnaast lijkt er hier en daar sprake van planningsoptimisme en zal nog een slag gemaakt worden om te komen tot realistische tijdsplanningen. Maar ook of alles wel tegelijkertijd kan en waar liggen de prioriteiten. Tevens zijn er wellicht nog mogelijkheden tot cofinanciering door andere partijen.
Samengevat constateren we dat tot en met 2027 een minimale investeringsruimte van € 50 miljoen nodig is. Bij de Perspectiefnota 2025-2028 hebben we naar verwachting meer inzicht in de investeringen en exploitatieresultaten van de te ontwikkelen mobiliteitshubs, verwachten we meer inzicht te hebben in een realistische planning van de investeringen en komen we met een voorstel over de prioritering in en tussen de gebiedsontwikkelingen.

Door uit te gaan van een minimale investeringsruimte van € 50 miljoen is een aanvullende voeding van € 31 miljoen nodig. Deze voeding willen we realiseren door:
De jaarlijkse winstafdracht vanuit het MPV resultaat vanaf 2024 van 50% te verhogen naar 75% (De verwachte meeropbrengst tot en met 2027 is € 13 miljoen.) en door in 2024 € 18 miljoen van de incidentele bestedingsruimte in te zetten voor de SIA.

SIA

Bedragen x €1 miljoen

Bedrag

Investeringsruimte

69

Af: Reservering schadevergoeding Wezenlanden-Noord

-5,5

Af: Cofinanciering BO/MIRT/Verstedelijking/WBI Oosterenk

-44,5

Resterende investeringsruimte SIA

19

Minimaal benodigd niveau SIA t/m 2027

50

Benodigde aanvulling investeringsruimte SIA

-31

Dekking:

Verhogen afdracht MPV naar 75% vanaf 2024

13

Bijdrage uit incidentele bestedingsruimte in 2024

18

[1] Via de septembercirculaire 2023 zien we een eerste stap in het herstel. Zie de beslisnota over de uitkomsten van de septembercirculaire van het gemeentefonds.
[2] De structurele begrotingsruimte bepalen we door te kijken naar het resultaat in het laatste jaar van de meerjarenraming.
[3] Op het moment van de collegebespreking over de begroting waren er twee projecten (Ontwikkelingen Nieuwe Veemarkt en Stadsfoyer) die nog niet op geld waren te zetten. Deze projecten zullen via afzonderlijke beslisnota’s naar de gaan.
[4] Dit is de vrije investeringsruimte na verrekening van de benodigde investeringsruimte  voor de gemeentelijke bijdrage aan verstedelijking en stationsomgeving Spoorzone, mobiliteitssysteem stedelijk netwerk en woningbouwimpuls Oosterenk om aan de co-financieringseis van het rijk te voldoen.

Deze pagina is gebouwd op 11/15/2023 15:10:31 met de export van 11/15/2023 14:55:25