Paragrafen

Financiering

Ontwikkelingen

Rentevisie 2024

Op dit moment is nog sprake van een overliquiditeit, maar wanneer wij weer financiering op de kapitaalmarkt aan moeten trekken, zullen wij de nieuwe, hogere marktprijzen moeten betalen. Deze tarieven zijn opgebouwd uit een werkelijke rente (afgeleid van de renteswap), een liquiditeitsopslag (bepaald door de beschikbaarheid van liquide middelen) en een risico-opslag (die voor gemeenten nagenoeg nihil is). Waar wij tien jaar geleden liquiditeitsopslagen zagen van 0 tot 1 basispunt (0,00 tot 0,01%), die werd gehanteerd voor leningen met looptijden tot wel 50 jaar, zien wij nu (22 augustus 2023) opslagen die met name voor langere looptijden flink oplopen. Een opslag voor 10 jaar ligt nu op circa 0,12% (vergelijkbaar met een jaar geleden) maar een opslag voor 40 jaar ligt nu rond de 0,55%, terwijl dat een jaar geleden rond de 0,30% lag. Wel zien we een afname van de swaptarieven, naarmate de looptijd langer is. Een 10 lening voor 10 jaar kunnen wij op dit moment aantrekken tegen ongeveer 3,20%, terwijl een lening voor 40 jaar 3,05% kost. Ondanks de fors hogere opslag is de lange lening dus toch nog iets goedkoper. Het betreft hier fixe leningen, dus leningen die aan het eind van de looptijd aflossen. Een lineaire lening heeft een effectief kortere looptijd en is daarmee duurder (30 jaar fixe kost ongeveer 3,30% en lineair doet 3,10%). Hoewel het nooit met zekerheid kan worden gezegd, verwacht eigenlijk niemand dat de rentes ooit nog naar negatieve niveaus zullen gaan, of richting de nul procent zullen bewegen.  Wel zijn veel analisten van mening dat de kapitaalmarkttarieven (dus voor leningen met lange looptijden) in het komende jaar nog iets zullen afnemen. Een hogere rente is goed voor banken, verzekeraars en personen en organisaties met overtollige middelen, maar ongunstig voor kapitaalintensieve bedrijven en de huizenmarkt. Daar zien wij dat de prijzen afnemen en de doorlooptijd van verkopen wat langer is. Echter is de rente relatief zoveel gestegen, dat het kopen van een huis, ook al is de prijs wat lager, per saldo nog een stuk duurder is dan zeg twee jaar geleden. Toen was het mogelijk om een hypotheek te krijgen op of net onder 1%; nu loopt dit op tot tarieven van rond de 4%, dus een verviervoudiging van de rentelasten.

Vorig jaar werden wij geconfronteerd met een enorme stijging van de gas- en energieprijzen als gevolg van sancties tegen Rusland, die een van de grootste gasleveranciers is. Sommige bedrijven waren zo energie intensief, dat het produceren van goederen door deze hoge energieprijzen niet meer rendabel te maken was en zij legden daardoor de productie stil. De prijsstijgingen waar de hoge energiekosten toe leidden, zorgden voor een hoge inflatie en dat resulteerde weer in hoge looneisen door de vakbonden. De energieprijzen zijn intussen behoorlijk gedaald, maar (meerjarige) cao loonafspraken zorgen ervoor dat arbeid structureel duurder is geworden. Met name arbeidsintensieve organisaties hebben daar blijvend last van en zullen niet eenvoudig hun kosten meer omlaag kunnen brengen.

In de paragraaf Weerstandsvermogen en Risico's wordt er rekening mee gehouden dat de feitelijke rente anders kan verlopen. In de alinea over renterisicobeheer blijkt dat de kosten van een eventuele rentestijging meer gedempt worden door een grotere spreiding van de leningenportefeuille dan de minimale spreiding die de wettelijk kaders voorschrijven. In de doorrekening van de begroting gaan wij in het jaar 2024 voor de korte rente uit van 3,0%, waarbij dit een rente is die wij ontvangen omdat wij verwachten dat er het gehele jaar sprake zal zijn van een positieve liquiditeit. Op dit moment ligt de korte rente met ruim 3,5% nog iets boven dit percentage, maar de markt verwacht een afname van de geldmarktrente in de eerste helft van 2024, gekoppeld aan de verwachting van de ontwikkeling van de ECB-rente. Als gevolg van de rente die wij op onze liquiditeit ontvangen is de omslagrente in 2023 gedaald naar 0,4%, maar het volume aan overliquiditeit zal in 2024 afnemen. Door de lagere rente inkomsten zullen per saldo de rentelasten toenemen met een stijging van de omslagrente in 2024 als gevolg. Ondanks dat wij ook niet verwachten lang te hoeven lenen in 2024, nemen wij in deze begroting wel een prognose op voor de tarieven voor lange leningen. Wij verwachten dat deze zich rond de 3,0% zal bewegen. Geen grote verschillen dus tussen de lange en de korte rente. De prijzen van nieuwe leningen kennen een zogenaamde liquiditeitsopslag. Gedurende het afgelopen jaar lag deze opslag op het niveau van rond de 0,10% voor een lening met een looptijd van 10 jaar en de verwachting is dat die niet sterk zal oplopen. Voor langere looptijden (30 tot 50 jaar) zien wij wel grotere spreads in de markt, maar daar staat een lagere basisrente (het swap-percentage) tegenover, waarmee de tarieven voor 10- en 50-jarige leningen elkaar niet zo veel ontlopen. Van een risico-opslag, waarmee commerciële partijen worden geconfronteerd wanneer zij financiering aantrekken, is bij Nederlandse gemeenten gelukkig nog steeds geen sprake.

Overige ontwikkelingen

Gemeenten maken verplicht gebruik van Schatkistbankieren (het plaatsen van overtollige liquide middelen op een rekening bij het Ministerie van Financiën. De tarieven die het ministerie hanteert volgen de ECB tarieven (die banken ontvangen en/of betalen wanneer zij gebruik maken van leningen en/of deposito’s via de rekening bij de centrale bank. De tarieven zijn fors opgelopen. Banken weten vooraf niet of de ECB de tarieven zal verhogen, verlagen, of dat ze die gelijk zullen houden. Een verhoging is vaak 0,25% of 0,50%. Zelfs vlak voor een vergadering van de ECB wordt er nog gespeculeerd over een eventuele verhoging en welke mutatie dan zal worden gehanteerd. Dat betekent dat verwachte rendementen voor kasgelden, die lopen gedurende een periode waarin de ECB rentevergaderingen heeft, op basis van verschillende interpretaties uiteen kunnen lopen. Wij plaatsen onze overtollige middelen deels bij gemeenten die korte financieringsbehoefte hebben. Bij het bepalen van een prijs moeten ook wij een inschatting maken van de verhogingen, om zo te kunnen berekenen of het aantrekkelijker zal zijn om geld bij de centrale bank aan te houden of om geld bij een gemeente te plaatsen. De actuele ECB depositorente (deze is de basis voor rekening courant tarieven van de ECB) ligt op 3,75%. Op 20 september kan deze mogelijk een aanpassing ondergaan. In de markt zien we dat de prijzen per 20 september ongeveer 0,15% hoger liggen dan de actuele daggeld tarieven. Dat is een gemiddelde van de verwachting, en betekent dus dat op dit moment 60% van de banken een verhoging van 0,25% verwacht en 40% van de banken verwacht geen mutatie.

De overliquiditeit die wij op dit moment hebben, bedraagt bijna 120 miljoen euro. In het begin van het jaar leverde dit op de rekening bij de schatkist 1,90% op. Op dit moment zijn de tarieven al opgelopen naar 3,65% (0,10% onder de ECB tarieven). Als wij gedurende een heel jaar dit percentage over 120 miljoen euro ontvangen, is dit aan rente inkomsten ongeveer gelijk aan de rentelasten. Dat houdt in dat de omslagrente dan richting de nul procent zou gaan. Echter zal de overliquiditeit in de loop van de tijd afnemen en op den duur zal weer sprake zijn van een financieringsbehoefte. Vanaf dat moment neemt de omslagrente weer toe, waarbij de snelheid van deze toename afhankelijk is van het investeringsvolume en de uiteindelijke inleenprijzen.

Om de nationale schuld en het Nederlandse begrotingstekort te beheersen zijn er afspraken gemaakt tussen het Rijk en de gemeenten. Deze afspraken zijn in een wet vastgelegd, de zogenaamde Wet HOF (Houdbare overheidsfinanciën). De actuele Oekraïnecrisis en de compensatiemaatregelen voor de hoge olie- en gasprijzen zullen een stuwende werking hebben op de nationale schuld. Ook met de opvang van ontheemden zelf zijn grote bedragen gemoeid, die via gemeenten worden uitgegeven. Deze uitgaven werken eveneens negatief op de staatsschuld. Los van het volume van de schuld, die zal toenemen als gevolg van de uitgaven, zullen de rentelasten progressief stijgen omdat de tarieven van nieuw aan te trekken financiering fors hoger zullen zijn dan de tarieven die overheden de afgelopen jaren over hun schuld moesten betalen.

Eind 2014 is de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO), als onderdeel van de Wet Financiering Decentrale Overheden (FiDO), aangepast. Intussen is dat bijna 10 jaar geleden. De ratingeisen die in deze regeling worden aangegeven zijn intussen achterhaald nu verplicht gebruik moet worden gemaakt van schatkistbankieren, maar zijn binnen de wet nog niet geactualiseerd. Wel is er een kleine drempel, die buiten deze verplichting geldt. Daarom hanteren wij in ons treasurystatuut voorlopig nog een ondergrens van AA-. In december 2023 is op de renteswap die wij in de boeken hebben een break clausule van toepassing. Deze houdt in dat de partijen (gemeente en/of bank) het recht maar niet de plicht hebben het derivaat te ontbinden, waarbij de netto contante waarde van het instrument moet worden afgerekend. Door de grote rentestijging die wij de afgelopen periode hebben gezien, is de waarde enorm afgenomen. Deze is meer dan 11 miljoen euro negatief geweest, eind december 2022 was het 1,8 miljoen en op dit moment 1,2 miljoen euro. Het ontbinden van de swap is daarom op dit moment niet onoverkomelijk. Voor ons maakt het financieel niet zoveel uit of de swap blijft lopen, maar Deutsche Bank (de tegenpartij binnen het contract) moet bij een negatieve waarde middelen aanhouden ter dekking van risico’s. Buiten het feit dat dit hun balans verlengt, wat niet goed is voor de ratio’s, kost het ook geld om liquiditeiten beschikbaar te houden. Verwachting is daarom dat de bank van de ontbindingsclausule gebruik zal maken. Wij zullen zorgen dat wij, indien moet worden ontbonden, zijn voorbereid om de transactie rechtmatig te realiseren.

De administratieve organisatie van de treasuryfunctie is georganiseerd conform het door uw Raad op 1 april 2019 vastgestelde Treasurystatuut en blijft hiermee ongewijzigd. Wij zijn voornemens het Treasurystatuut effectief per 1 januari 2024 te actualiseren.

Deze pagina is gebouwd op 11/15/2023 15:10:31 met de export van 11/15/2023 14:55:25